U bent hier
Onduidelijkheid troef over de vernieuwde Nederlandstalige speelpleinwerking in Brussel

Tegen 1 juli 2015 wenst de Vlaamse Gemeenschapscommisie (VGC) in Brussel naar buiten te komen met een vernieuwde speelpleinwerking gekaderd binnen een pedagogisch concept. Cieltje Van Achter (N-VA) ondervroeg minister Vanhengel over de concrete plannen en organisatie van de speelpleinen, zodat ouders tijdig weten welk vakantieaanbod er zal zijn voor de Nederlandstalige Brusselse kinderen. Helaas heeft de minister geen concrete antwoorden gegeven. Er wordt nog volop gewerkt aan het concept zelf. Er is geen enkele duidelijkheid welke speelpleinen de VGC zal organiseren deze zomer.
Als voormalig onderwijzer droomt Minister Vanhengel luidop over de speelpleinen: “Wat het was, wat het is en wat het zou kunnen worden”. Hij wenst een vernieuwde speelpleinwerking met bovendien een uitgebreider aanbod. Om te voorkomen dat het enkel bij mooie woorden blijft, ondervroeg Cieltje Van Achter (N-VA) de bevoegde minister over zijn concrete plannen. Hoe wordt deze vernieuwde en professionelere speelpleinwerking ingevuld en in welke mate zal het speelpleinaanbod zich ook effectief uitbreiden? De antwoorden bleven uit.
Het bestuursakkoord van de VGC voorziet in een vernieuwde speelpleinwerking binnen een pedagogisch kader. Volgens deze visie moeten de speelpleinen ook inzetten op talentontwikkeling en taalstimulering en zal de organisatie gebeuren in samenwerking met Nederlandstalige Brusselse scholen. Welke scholen vandaag meestappen in het verhaal, blijft evenwel onduidelijk. Ook wat de rol zal zijn van de jongeren en vrijwilligers die tot vandaag de drijvende kracht waren achter de speelpleinen, blijft vaag. Er is alvast het signaal vanuit de jeugdwerking dat hun betrokkenheid in het nieuwe concept tot nu toe gering is. Cieltje Van Achter heeft er op aangedrongen bij minister Vanhengel om dit signaal ernstig te nemen.
Cieltje Van Achter: ‘Het is positief dat de VGC wil inzetten op een uitgebreid kwalitatief speelpleinaanbod voor de kinderen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en dat hierbij ook een focus komt te liggen op de Nederlandstalige taalontwikkeling, uiteraard al spelenderwijs. Ik betreur evenwel dat de minister geen enkel antwoord gaf over de concrete organisatie van de speelpleinen. Ouders van Nederlandstalige kinderen moeten vaak puzzelen om hun kinderen in te schrijven in speelpleinen of kampjes tijdens de zomermaanden. Als men al 6 maanden nodig had om na te denken over het concept, zal men toch sneller moeten schakelen om de programmatie voor de zomermaanden rond te krijgen en te communiceren.’